Woord vandaag

‘We lezen over de gezindheid van Christus Jezus. Dat is en blijft iets om je naar
te richten.’

Als het gaat om de Schriften en de verdediging van het evangelie van Christus
Jezus, dan is Paulus als een leeuw. Hij wijkt geen millimeter. Dat lees je in de
Galatenbrief in elk vers terug. Het is een verademing, te lezen hoezeer hij op-
kwam voor de genade als hét enige principe dat redt en kracht geeft voor je
wandel elke dag. Gods genade is iets, dat je om niet ontvangt en waar je niets
voor hoeft te doen. God geeft genade, omdat Hij liefde is. Hij veroordeelt ons
niet, als we tekortschieten, is Zijn genade groter. Dat besef leidt tot dankbaar-
heid en het vermogen om Hem welgevallig te zijn.

‘Wat is eigenlijk in de menselijke aard het grote tegendeel van ootmoedig-
heid?’

Menselijke trots. Dat wil zeggen: de mens meent iets tot stand te hebben
gebracht, door eigen kracht en roemt daarin. Misschien niet met woorden,
maar wel in het hart. Deze menselijke trots in het hart van de mens, is voor
God krenkend. Waarom? Omdat God daarmee niet de eer krijgt. Zo’n mens
-al dan niet gelovig- roemt zich in het hart op eigen kunnen, of inzicht, of
wat daar verder op lijkt. Dat is de binnenkant.

‘En hoe merk je dat dan aan de buitenkant?’

Eigenwijs zijn. Niet willen buigen voor wat de Schriften zeggen. Volharden,
heel hardnekkig, in het eigen standpunt of de eigen mening. Soms wel en
soms niet tegen beter weten in. De innerlijke trots komt zo, op die manier,
naar buiten. Vandaar dat Christus Jezus in Romeinen 12:16 zegt, dat de ge-
vigen niet bezonnen bij zichzelf zouden zijn. Dit geldt in het bijzonder waar
verschillen van inzicht zijn. Dan zouden gelovigen ootmoedigheid tonen
door te buigen voor de Schrift, dat als eerste en die ootmoedigheid uitleven
naar Hem en elkaar toe. 

 

Woord vandaag

‘We zijn bezig met een mooi praktisch begrip, ootmoedigheid, dat spreekt
mij wel aan.’

Het is de belangrijkste eigenschap van de Heer, als we in Filippenzen kijken.
Hij (ont)ledigde zichzelf en Hij verootmoedigde zichzelf. Het eerste was toen
Hij de enorme heerlijkheid aflegde, die Hij bij de Vader had, voordat de wereld
was (Johannes 17:5). Deze heerlijkheid was zó groot, dat Jesaja uitriep dat hij
een man van onreine lippen was (Jesaja 6). Het moet iets heel bijzonders voor
Christus geweest zijn, toen Hij heel bewust zichzelf ontledigde en mens werd.

‘Vader had dat zo bepaald, in Zijn grote plan van eonen?’

Jawel, en het brengt je onder de indruk van zoveel ootmoedigheid. Eerste fase
was de ontlediging van de vorm van God; Hij was aan God gelijk en dat achtte
Hij geen roof. Niettemin maakte Hij zichzelf daarvan leeg. Hij werd mens, gebo-
ren uit de maagd Maria en als vader was daar –naar de wet gerekend- Jozef.
Maar Zijn Vader was God, de Vader. In plaats van de vorm van God werd Hij
nu de vorm van een slaaf. Hij is in de gelijkenis van de mens geworden en in
de gedaante van een mens bevonden. In zo, als mens, verootmoedigde Hij zich-
zelf tot en met de dood van het kruis.

‘Ja, dat ging heel erg diep. Het kruis!’

Het maakt een einde aan alle menselijke trots. De Zoon, Christus Jezus, had
geen trots, Hij diende in ootmoedigheid. Dat nam niet weg, dat als Hij op aarde
botste met ongeloof (de Joodse leiders), Hij erg fel reageerde met ‘er staat ge-
schreven’. Hij toonde vlijmscherp aan, dat de Joden meer naar hun eigen tradi-
ties leefden en luisterden dan naar het woord van God. Zij hadden de wet wel,
en zij beroemden zich erop. Maar Hij prikte door hun zelfgenoegzaamheid heen
en wees ze op hun inconsequente houding. Zij hielden de mensen wel voor wat
zij allemaal moesten, maar deden zelf de wet niet.
De Heer sprak in ootmoed striemende woorden over de blinde leiders van het
volk. Hij zag hun ongeloof en kwam als een leeuw op voor de Schriften, het
woord van Zijn Vader! 

De doop

In ‘Verdiepende Studies’ zijn de 5 studies over
de doop weer beschikbaar in PDF. U kunt ze weer down-

loaden en lezen. 

Woord vandaag

‘Paulus wandelde in de gezindheid van Christus Jezus. Dat betekende dat
hij zich altijd schikte naar de omstandigheden?’

Ja en nee. Ja als het ging om zijn persoonlijke levensomstandigheden en
het omgaan met anderen. Hij zette niet zijn eigen wil door, maar had ont-
dekt dat God het is, die zowel het willen als het werken in hem werkte.
Zijn ootmoedigheid hield onder andere in, dat hij alle eer aan God gaf. Er
was geen roemen op vlees meer aanwezig. Al wat hij bereikte als vrome
farizeeër onder de wet achtte hij als verwerkt (Filippenzen 3:3-8).
Dat was onder andere een uiting van ootmoedigheid.

‘En waaruit bleek dat nog meer?’

Uit het feit, dat hij te midden van gelovigen zich niet als heerser, maar
dienend opstelde. Waar hij sprak en kon spreken, greep hij de kans met
beide handen aan en als men luisterde, ging hij lang door. Hij beroemde
zich nergens op. Als hij sprak over zijn enorme dienst, dan schreef hij dat
toe aan de kracht en de genade die God hem gaf. Als hij al over zichzelf
sprak was dat nooit om zichzelf de eer te geven, maar God.
En hij sprak in zijn spreken meestal niet over zichzelf, maar over Hem,
Christus Jezus, van Wie hij het evangelie van genade bracht. Zoals hij ook
aan de Corinthiërs schreef:

Want wij prediken niet onszelf, maar Christus Jezus als Heer, en onszelf
als jullie dienaren om Jezus’ wil
                                  (2 Corinthiërs 4:5)

‘Duidelijk genoeg. Maar je zei in het begin ook ‘nee’, hoe zit dat?’

Hij schikte zich naar de omstandigheden, of hij nu veel had om van te le-
ven, of weinig, hij aanvaardde het uit de hand van God, dat was genoeg.
God zorgde ervoor, dat hij voldoende had. Daarin was de apostel ook
ootmoedig, niet opstandig.
Ging het echter om het evangelie zelf en de inhoud, dan werd heel duide-
lijk dat hij tot verdediging van dat evangelie gesteld was. Dat blijkt zeer
duidelijk als hij tegenstanders en valse broeders ontmoet. Dan wijkt hij
geen uur door onderschikking! Hij schikte zich uitdrukkelijk niet onder
hen die een valse leer brachten, een mengeling van twee. Dan bleek geen
compromis mogelijk. De Schrift is duidelijk, de boodschap van genade
die hij bracht (‘mijn evangelie’), daar week hij geen millimeter in.
Dat kon
 niet en dat kan niet! 

Woord vandaag

‘De gezindheid van Christus Jezus, die had Hij, maar heeft Hij die nog steeds?’

Ja. Hij is nu verheerlijkt en verhoogd en spreekt door Zijn woord van genade
zoals we dat lezen in Romeinen – Filemon. Hij is verheven door Vader boven
alle overheden en machten en krachten. Efeziërs 4:10,11 spreekt daar ook
van. Het was al Psalm 68 aangekondigd, maar daar zonder de strekking die het
voor Zijn lichaam heeft. Hij is opgestegen boven allen die van de hemelen zijn.
Van daaruit leidt Hij als Hoofd de gemeente die Zijn lichaam is. Hoofd zijn
houdt niet alleen in dat Hij de Redder van het lichaam is, maar ook autoriteit.

‘En juist in die positie is Hij ootmoedig?’

Ja, het een sluit het ander juist niet uit. Hij is ootmoedig ten opzichte van Zijn
God en Vader, aan Wie Hij alle eer geeft. Zoals Hij op aarde alleen die wer-
ken deed die Hij van de Vader zag, zo ook nu. Zoals Hij op aarde alleen dat
sprak wat Hij van Vader hoorde, zo ook nu. En nu gaat het om andere woor-
den, omdat Hij tot de ekklesia die Zijn lichaam is, spreekt. De geweldige gena-
de en de verzoening die daarvoor niet bekend waren gemaakt, zo spreekt Hij
nu. Overstromende genade (Romeinen 5:20,21; Efeziërs 2:4-7) en verzoening
(Romeinen 5:9,10; Efeziërs 2:14-17; Kolossenzen 1:20) spreekt Hij nergens an-
ders dan alleen daar.

‘Dat is in ootmoedigheid, wat een voorbeeld voor ons!’

Ja, Hij roept ons en dat is om ootmoedigheid, zachtmoedigheid en geduld
te hebben met de ander, elkaar zo benaderen. Dat is het ideaal. Door aller-
lei menselijke factoren (het vlees) en de werkingen van de tegenwerker met
al zijn vurige pijlen, gaat er heel wat tussen gelovigen anders dan volgens
Efeziërs 4:1-3 het fijnste is. Mensen zijn soms eigenwijs, hebben eigen be-
langen vaak meer op het oog dan dat van Christus Jezus. Daardoor lopen
er dingen anders en gaat er tussen gelovigen nogal wat ‘mis’. Niettemin
zal Christus Jezus bij de bema (het erepodium) van alles tussen gelovigen
‘opruimen’ en ‘rechtzetten’; zij zullen dat kunnen verdragen omdat al die
gelovigen dan een verheerlijkt lichaam hebben!