Woord vandaag

Brief van een voorganger aan zijn gemeente – deel 4.

‘Wij hielden ons bezig met gesprekken over of christenen wel mogen
dansen, naar de film mogen gaan, alcohol mogen nuttigen, in slaap
mogen vallen op zondag en daardoor de dienst missen, bepaalde kleding
wel of niet mogen dragen of wel of niet naar bepaalde muziek mogen
luisteren. Wij ruzieden over bijbelvertalingen, inhoud van liederen,
het volume van de begeleidingsgroep op zondag en de kleuren van het
tapijt. Je aanpassen aan de normen van de groep was een erg belangrijke
waarde onder ons.  Dit gold ook voor volgzaamheid aan de gedragslijnen
voor leden en aan de autoriteit van de voorganger.
In naam van het handhaven van de orde stelde ik hen die niet volgzaam
waren, onder tucht.

Toen ik de grootheid van Gods genade door Jezus Christus begon te beseffen,
hield ik dat voor mezelf. Pas toen ik niet meer op de loonlijst van de gemeente
stond, wilde ik duidelijk uitkomen voor het evangelie, ‘Dat God in Christus de
wereld met zich verzoende, hun hun krenkingen niet aanrekenend. En Hij
heeft de bediening van de verzoening ons toevertrouwd’ (2 Corinthiërs 5:19).
Dáárom is het onze missie vol liefde de wereld rondom ons in te gaan met
bevrijdend goed nieuws in plaats van een druk van oordeel op de mensen te
leggen om zich met ons in onze eigen kleine subcultuur terug te trekken.

Mijn voortdurende gebed voor jullie vandaag is, dat onze barmhartige hemelse
Vader de schade wil herstellen die ik jullie heb toegebracht in jullie geestelijke
ontwikkeling. Ik bid, dat God zich aan jullie bekend wil maken  als de essentie
van liefde die Hij is. Zouden onze paden zich opnieuw kruisen, zie mij dan alleen
als een medereiziger – zonder titel of voetstuk, alsjeblieft.

En bedenk: God heeft ons lief en zal ons nooit laten vallen. Hij heeft ons allen
besloten in Zijn genade door Jezus Christus en heeft nooit ook maar één enkele
veroordelende gedachte over ons. Nooit. Heb vrede.

In berouw de uwe.’

naam onbekend; het artikel is in het origineel te lezen door hier te klikken.

Woord vandaag

Brief van een voorganger aan zijn gemeente – deel 3.

‘De uitkomst van dit alles voor zo velen van jullie is, dat jullie bijna
niets leerden over het overvloedige leven, dat Jezus beloofde. Jullie
leven voortdurend in twijfel of God ooit behagen in jullie kan hebben.
Het overvloeiende leven is simpelweg niet te vergelijken met het steeds
maar zorgen maken of wij God wellicht teleurstellen.
Ik leerde jullie, dat Hij klaar stond om ieder die zijn of haar weg in Zijn
genade niet kon vinden, te verbannen naar eeuwige pijniging.
Proberen om aan de hoge eis te voldoen – dáárom deden wij de meeste
dingen. Schuld en schaamte vormden in werkelijkheid de lijm die ons
bij elkaar hield.

Onze tijd werd gevuld met het streven om gunsten van God te verdienen.
En dat door middel van meer bidden, meer in de bijbel lezen, meer in de
gemeente doen en meer ‘getuigen’. Ik onderwees jullie nooit hoe te leven
in de kennis dat God ons zonder reserve liefheeft door Jezus.

Ons gemeentelijke klimaat was een chronische broedplaats voor huichel-
achtig gedrag, hypocrisie. Wij speelden het spel van (elkaar) vergelijken en
ontweken hen die anders zondigden dan wij. Wij waren hard voor elkaar
wanneer iemand faalde (een fout maakte). Wij dachten dat het onze plicht
was elkaar op de rails te houden en onmogelijk hoge maatstaven van ‘heilig-
heid’ op te werpen.’

Woord vandaag

Brief van voorganger aan zijn gemeente, deel 2:

‘Wij zeiden, dat het onze missie was om verloren zielen te redden van
de hel door hen ‘een beslissing voor Christus’ te laten maken en zo een
van ons te worden. Meer oprecht: wij waren meestal gericht op groei
van de gemeente, om die in aantal te laten toenemen. Door middel van
preken en allerlei programma’s, legde ik een steeds zwaardere druk op
jullie om meer je best te doen. Ik spoorde jullie aan om een ‘diepere
toewijding’ aan God en de gemeente te tonen. Ik riep jullie op om ’trouw’
te zijn en meer geld te geven.
Ik leerde jullie, dat als jullie God wilden behagen, jullie er naar moesten
jagen een beter lid van de gemeente te zijn. Op duizend verschillende
manieren liet ik jullie denken dat jullie nog steeds te kort kwamen in
Gods ogen.

Nee, ik deed er niet vervelend over. Ik deed dat gewoonlijk met een glimlach.
Ik bedacht allerlei onderhoudende manieren om het te zeggen. Niettemin
sprak ik namens God en ik maakte duidelijk, dat ik meer van jullie verwacht-
te -God ook. Het maakte niet uit, hoe erg je je inspande; ik moest je gemoti-
veerd en gericht op de gemeente houden. Ik moest ervoor zorgen, dat je je
plek op zondag innam en dat je iemand anders meenam om een lege plek te
vullen. De gemeente (en ik) moest(en) rekeningen betalen.’

Woord vandaag

De komende dagen is deze rubriek gewijd aan een open brief van een
voorganger, die de hel predikte, aan zijn voormalige gemeente.
Het is een vertaling uit het Engels, in vier delen, vandaag deel 1.

‘Geliefden,

Het spijt me zo. Ik hoor de pijn in jullie harten wanneer jullie in tranen
toegeven, dat jullie maar moeilijk kunnen geloven dat God jullie lief kon
hebben. Ik besef nu dat ik daar goeddeels de verantwoordelijkheid voor
draag. Door sommige dingen die ik deed en leerde heb ik jullie beschadigd
en tegelijk bewees ik het evangelie van Jezus Christus er beslist geen dienst
mee.

In het begin wist ik niet beter. Ik leerde jullie wat ik geleerd had op de
opleiding. Het was het soort christendom waarvan ik het product was en
dat al zo lang overheerste. Het was een instituut dat al zo lang op klerikale
wijze (door de geestelijkheid, van boven af) geleid werd en wordt.
Deze vorm, die er al lang is, is niet wat Jezus bedoeld heeft voor zijn volgelingen.
Het is waar dat ik niet zelf kritisch onderzoek heb gedaan. Maar wie was ik
eigenlijk, dat ik kritisch zou kijken naar wat mijn leraren als de juiste manier
van geloven en doen voor de gemeente hadden doorgegeven?

Toen de ervaringen van het leven en persoonlijke bijbelstudie aantoonden
dat er dingen niet klopten, begon het fundament van mijn rigide leerstellingen
scheurtjes te vertonen. Het werd mij duidelijk, dat er méér in de kennis van God
verborgen lag dan ik wist.

Maar ik week heel weinig af van de traditie waarin ik was onderwezen en ging
door met het onderwijzen van dingen waarvan ik niet langer overtuigd was.
Een goede positie, én mijn rijzende ster aan het firmament van mijn geloofs-
richting waren voor mij té belangrijk.’